Een korte impressie van de filosofie-avond Rode Hoed

Toen Abdelhafid me belde met het verzoek mee te gaan naar de Rode Hoed voor een filosofieavond over Albert Camus twijfelde ik geen seconde. Op de website stonden interessante namen als Coen Simon, Desanne van Brederode en Denker des Vaderlands Hans Achterhuis. Gesproken zou worden over de intellectuele erfenis van de bekende pied-noir Albert Camus en de revolutionaire kracht van de kunst. Kortom, een avond die je als amateurliefhebber graag wil meemaken. De meeste mensen zullen bij Camus (denk ik) vooral denken aan zijn werk ‘de vreemdeling’, het existentialisme, het absurdisme, de opstand met een grote hoofdrol voor ‘nee’, zijn humanistische insteek en pleidooi voor de moraal in de filosofie en de politiek. Deze avond zou dan bij uitstek kunnen dienen om de diepere aspecten van zijn denken voor het voetlicht te brengen. Bovendien zou ik ook kritisch willen kijken naar mijn eigen opvattingen over het existentialisme en het absurdisme; een filosofie die ik vanuit mijn diepste gevoelens en overtuigingen vooral zie als een sterke reactief-intellectuele verschijningsvorm van Westerse decadentie en veelal associeer met zelfmoordneigingen en pure wanhoop vanwege gebrek aan zingeving en universaliteit. En wanhoop als emotie kan inderdaad voor de kunstzinngheid een aanjagende functie hebben. Kortom, ik keek er naar uit!

In ieder geval bleek het voor het voetlicht brengen van diepere aspecten van zijn denken na afloop helaas een onvervulde wens. Hoewel de discussie over hedendaags verzet op zich interessant was, bleek de diepte zich helaas niet te lenen voor zulke avonden. Vele discussieavonden die wij bij Okaz hebben georganiseerd deden qua analyses en diepgang zeker niet onder aan die van deze avond. Bij het oprijzen van deze gedachte voelde ik een gepaste trots opkomen die ik bewust gedoogd heb.

Er was niet veel ruimte/tijd voor het publiek (dat welgeteld twee Noord-Afrikanen telde!) om vragen te stellen. De vraag die ik zelf wilde stellen vond ik, na deze nogmaals kritisch te hebben gelezen, niet prangend genoeg. Abdelhafid wilde wel wat kritische vragen stellen over de voorstelling van Camus op deze avond, maar kreeg hier in verband met tijdsgebrek en de onhandige plek waar wij zaten, niet de gelegenheid voor. Immers, was het niet Edward Said die in zijn Culture and imperialism erg kritisch is op Camus en de wijze waarop hij de Arabier in zijn literaire werken vooral als De Ander afschildert? Is het niet zo dat Camus in vrijwel zijn volledige oeuvre de Arabier systematisch dehumaniseert door hem zelfs een naam te ontzeggen en steevast te omschrijven met termen als ‘de lange Arabier’, ‘de stille Arabier’terwijl de Franse personages wel voorzien worden van namen en emoties? Het is niet voor niets dat de meeste media en intellectuelen in Algerije niet zo dol zijn op deze Franse ‘Algerijn’. Kortom, interessante thema’s om over door te praten.

Na afloop heb ik nog een boek aangeschaft van Achterhuis (tegendenken) en ben toen naar de uitgang gelopen waar Abdelhafid op mij zou wachten. Daar aangekomen zag ik dat hij druk bezig was zijn punt te maken bij de Denker des Vaderlands zelf. Immers, die is 44 jaar geleden zelf gepromoveerd op Camus en zou dit zeker moeten weten. Achterhuis kon deze versie eigenlijk alleen maar beamen en verontschuldigde zich dat hij wegmoest en niet verder kon doorpraten. In de auto op de terugweg hebben we nog over van alles en nog wat zitten nafilosoferen. Al met al een inspirerende avond!

Tot zover wa salam,

Nabil Guennoun